duurzaamheid

'Eeuwige schoonheid', dat is in onze ogen waar duurzaamheid om draait: gebouwen en gebieden die ‘schoon’ zijn omdat ze de wereld niet belasten, die minstens een eeuw meegaan en die mooi zijn omdat ze een eigen karakter hebben en daarom geliefd zijn.

Duurzaamheid gaat uiteraard over minder energiegebruik en slim gebruik van materialen. Maar het is wel veel meer dan dat. Het gaat ook over het zo lang mogelijk blijven gebruiken van een gebouw of stuk stad. Niets duurzamer dan dat.

Deze manier van denken, ontwerpen en werken is in onze ogen veel duurzamer dan alleen het materiaalgebruik in Madaster registreren of bouwelementen demontabel maken. Daarom maken we plannen voor gebouwen en gebieden die kunnen ademen, die kunnen meegaan met de tijd door zich aan te passen aan nieuwe wensen en omstandigheden. Maar die tegelijkertijd wel een eigen karakter hebben. Zodat mensen ze geleidelijk leren kennen en gaan waarderen.

In plaats van modieuze gebouwen te maken die louter technisch en energetisch duurzaam zijn, zoeken wij (daarom) liever naar manieren om gebouwen een eeuwige schoonheid te geven.

Veel van de scholen die we ontwerpen, bijvoorbeeld, zijn bij oplevering al van onderwijsconcept veranderd. Daaruit hebben we geleerd om steeds meer een generieke structuur te ontwerpen, waarbinnen zonder al te grote verbouwingen het gebouw op verschillende manieren gebruikt kan worden. Maar ondanks deze neutrale structuur hebben de scholen wel een expressief volume en een expressieve gevel. Zelfs het interieur kan nog steeds warm of uitgesproken zijn. Met de bouwkundige gevel kunnen we bovendien de installatielast binnen reduceren. Ook dit is in onze ogen veel duurzamer: voorkomen is beter dan genezen. Installaties moeten elke zoveel jaar worden vervangen, terwijl een overstek dat (alleen) de hoge zon buiten houdt in de ‘eeuwige schoonheid’ zit verankerd.

Dit geldt niet alleen voor onze gebouwen, maar ook voor onze stedenbouwkundige plannen. In een hoofdopzet borgt een raamwerkplan wat publiek is en wat privaat. Binnen de publieke structuur van straten en pleinen staan ruimte voor verblijf, groen, water en actief bewegen (lopen en fietsen) voorop. Gevolgd door de andere vervoersvormen. Hoe meer we hierbinnen ‘natuurlijk’ kunnen oplossen des te minder ondergrondse technische infrastructuur er nodig is. Zo kiezen we om klimaatadaptief te zijn liever voor een singel dan voor een waterplein.

Binnen dit publieke raamwerk zijn gebouwde ontwikkelingen relatief onafhankelijk. Al wordt in ieder geval hun relatie met de openbare ruimte georganiseerd: waar en hoe frequent zijn er entrees en is er een overgangszone die interactie en verblijf uitlokt?

Duurzaamheid gaat (daarmee) heel erg over veerkracht: in hoeverre kan een gebouw of gebied omgaan met wisselende eisen in de loop van de tijd. Daarnaast is het een passend antwoord op de huidige vraag.

>> zie ook het thema transformatie