Plaatsvervangend trots

Gisteren werd tijdens de bijeenkomst van het Jaarboek Architectuur in Nederland bekend gemaakt dat de Kunstwerf van Ard de Vries en Donna van Milligen Bielke op de cover prijkt van de 2022-2023 editie. Vorige week wonnen zij met dit project ook al de Gebouw van het Jaar 2023 prijs in de categorie ‘Stimulerende Omgevingen’. Een mooi eerbetoon en zeer terecht.

Opvallend was dat bij beide feestelijke bijeenkomsten vooral de stad Groningen en haar toenmalige stadsbouwmeester werden geprezen voor het lef en de visie die ze hadden om jonge architecten een project van deze omvang en importantie te gunnen. De Zwarte Hond had destijds de stadsbouwmeester geleverd en het zal niemand verbazen dat we dan ook plaatsvervangend trots zijn op het succes van Donna en Ard. Want natuurlijk is het vooral hún verdienste dat er zo’n waanzinnig goed project is gemaakt, al ging het daar tijdens de jaarboekpresentatie helaas wat weinig over.

Wel ontspon zich een discussie over hoe jonge architecten aan werk moeten en kunnen komen, en de conclusie was snel getrokken: we hebben een gebrek aan goede opdrachtgevers om jong talent een kans te geven. Te weinig werd er naar ons idee ingegaan op wat wij als architecten ook zélf kunnen doen om de diversiteit in het architectuurlandschap te vergroten en talent verder te helpen. Daar liggen namelijk veel kansen, zo weten wij uit ervaring.

Toen in december 1993 tijdens een symposium op de TU Delft aan Lebbeus Woods de vraag werd gesteld waarom hij als 53-jarige nog zo weinig had gerealiseerd antwoordde hij: “Cause architecture is an older men’s job”. De toen aanwezige studenten, allen midden twintig, reageerden verbaasd en licht beledigd. Op dat moment was het namelijk in Nederland zo dat wanneer je net in de dertig was en je had nog geen grande project gerealiseerd, je voetstoots kon aannemen dat het er niet meer van zou komen. Ben van Berkel had in 1990 op zijn 33e de opdracht voor de Erasmusbrug gekregen, Adriaan Geuze was 33 toen hij de opdracht kreeg voor Borneo Sporenburg, en Christian Rapp was slechts 32 ten tijde van de oplevering van het Pireus in Amsterdam. In de jaren negentig van de vorige eeuw leek de jonge Maaskant eerder een oeuvre-award dan een aanmoedigingsprijs, zoals de stichting Maaskant zelf op haar website vermeldt. Natuurlijk was deze periode uitzonderlijk en was het een anomalie dat jonge architecten zo vroeg in hun carrière zulke grote en prestigieuze opdrachten kregen. Waarmee we overigens zeker niet het bijzondere talent van deze generatie willen bagatelliseren.

Tegenwoordig is het voor jonge architecten, je zou haast zeggen gewoon weer, best ingewikkeld om een plek te veroveren in het Nederlandse architectuurveld. Natuurlijk ligt dat voor een deel aan Europese aanbestedingen die in ieder geval in Nederland aan hun doel, namelijk het transparant maken en openen van de markt, volledig voorbij lijken te gaan. Aan de effecten die de financiële crisis op onze branche hebben gehad, en omgekeerd de ongelofelijke voorspoed waar we in de jaren negentig mee te maken hadden. Aan het kaltstellen van de woningcorporaties, van oorsprong opdrachtgevers die vaak meer durfden. En misschien heeft het deels een inhoudelijke reden. In de jaren negentig vierde het supermodernisme hoogtij en was het concept vaak belangrijker dan de uitwerking van een ontwerp, en voor een extreem concept kan ervaring je zelfs in de weg zitten.

Dat het wat langer duurt is op zich niet eens zo heel erg, daardoor krijgt iedereen de tijd om veel te leren en zo zijn of haar eigen vakmanschap te ontwikkelen. En het scheidt het kaf van het koren. Veel jonge architecten nemen nu gelukkig ook de tijd. Er wordt veel geoefend, getekend en gedebatteerd. Het maken en de context van de opgave is tegenwoordig gelukkig weer minstens zo belangrijk als het idee.

Toch vinden wij dat De Zwarte Hond als gearriveerd bureau best wat kan doen om talent te helpen sneller stappen te maken. De afgelopen jaren heeft het bureau daarom regelmatig projecten ontworpen samen met jongere en kleinere, maar kansrijke bureaus. In deze samenwerkingen is er geen vooraf vastgestelde rolverdeling, we spreken af dat we gewoon samen een project gaan maken. Dat samenwerken is bijna altijd leuk. Jonge bureaus hebben vaak verrassende kennis, ontwerpvaardigheden en fascinaties.

Maar we zijn ook streng, we zorgen ervoor dat de kwaliteit van het proces en van het uiteindelijke plan niet onderdoet voor wat opdrachtgevers van ons gewend zijn. Deze samenwerkingen hebben een aantal bijzondere projecten, waar de handschriften van de verschillende ontwerpers zijn versmolten tot één, en evenzovele vriendschappen opgeleverd. De afgelopen jaren werkte De Zwarte Hond onder meer samen met Powerhouse, Monadnock, Studio Nauta, Studio RAP en Loer Architecten. Wij hopen dat we hiermee een bijdrage leveren aan het Europese architectuurklimaat en willen vooral ook werken aan de diversiteit binnen, en kwaliteit van onze branche.

Maar we werken natuurlijk niet alleen aan talentontwikkeling buiten ons eigen bureau. De beste en meest bij De Zwarte Hond passende talenten houden we (natuurlijk) dicht bij onszelf. Al vanaf de oprichting in 1985 zijn binnen ons bureau altijd kansen geweest voor jong talent om zich te ontwikkelen. Natuurlijk gewoon vakinhoudelijk, door ervaring op te doen bij het ontwerpen van bijzondere en complexe projecten, maar ook – bij gebleken geschiktheid als projectarchitect – in het realiseren van een project en als gezicht naar buiten.

De allerbesten krijgen de kans om zich op jonge leeftijd te bekwamen in het vertellen van verhalen, te acquireren en zich inhoudelijk te bemoeien met de koers en de inhoud van het bureau. Eerst als associate en later wellicht als partner. Dit laatste doen we omdat we ervan overtuigd zijn dat het bureau niet afhankelijk moet zijn van de genialiteit van één persoon. We denken ook dat we met meer en verschillende mensen en disciplines in het partnerteam makkelijker en sneller kunnen innoveren, complexere vraagstukken aankunnen en beter kunnen inspelen op de wensen en belangen van onze opdrachtgevers.

Tenslotte, en dat is geen onbelangrijk punt, ligt er nóg een belangrijke kans bij de grotere bureaus om jongere collega’s vooruit te helpen en dat heet gunnen. Om op lijstjes te komen, in netwerken opgenomen te worden en goede (project)partners te vinden. Immers, en dat weten wij allen: delen is lief!